Het duurt even voordat de witte Apple desktopcomputer is opgestart. Noor schenkt een kop thee in en schuift achter haar glazen Ikea werkblad, waarop in verschillende talen ‘Ik hou van jou’ geschreven staat. Het lichtgevende blauwe scherm weerkaatst een paar keer in het donkere raam. Buiten, op haar balkon, past precies één zitzak.
Tennisser Jamaica 1967, typt ze in de Google zoekbalk en klikt op het loepje. Een zwart-wit foto met drie mannen in tennis outfits die muziek lijken te maken; een tikt met twee handen op bongo’s, een breeduit lachend met een gitaar en nummer drie kijkt wat vertwijfeld naar de maracas in zijn handen. De volgende link: een website over de Davis Cup. Klik, klik. Ha. Medio jaren ’60 waren er twee Jamaicaanse tennissers die meededen aan de Davis Cup, en samen de wereld rondtoerden. Richard Russell en Lance Lumsden. Waar mogelijk deden ze mee aan toernooien en gebruikten hun prijzengeld om naar de volgende bestemming te reizen. Een van de twee moet het zijn. Is dit hem? Noor maakt de zwart-wit foto schermvullend. Zo op het eerste gezicht lijken de mannen een beetje op elkaar.
Nieuwe zoekactie, nu met de naam Lance Lumsden. Ze klikt op de bovenste link. Het scherm vult zich langzaam, een Duitse tekst op een groene achtergrond. Der Standard. ‘Lumsden- interview’ staat er. 4 november 2010 - dat is vier dagen geleden. Ze scrollt naar beneden.
‘Wat?’ Noor zakt achterover in haar bureaustoel en staart naar het scherm. Dat is George. Op een album cover. Music Man. Ze klikt op het pijltje. Nog een album cover. I’ve got a Feeling. En nog een. My Time is Mine. Ze wil een slok thee nemen maar ze brandt haar lippen. Met een klap zet ze de mok op het glas. De thee gutst over de rand.
Ze pakt haar telefoon en maakt een foto van het scherm.
‘Hi.’
‘Hee.’
‘What’s up?’
‘Wil je weten wie je vader is?’



