Uit het babyboek van Helena voor haar kleinzoon George.
Papa en mama waren met George in Holland, er kwamen daarna enthousiaste brieven en foto’s met opa in de tuin, schommelend. Nog een keer ging oma terug naar Yorkshire. Opa vond het allemaal verschrikkelijk. Oma reed weer terug. De winter kwam en het onaantrekkelijke huis in Yorkshire werd onbewoonbaar door de kou. Het veilige ouderlijk huis in Overveen leek aantrekkelijk. Op een kwade dag nam Irene de benen.
George’s daddy vond zijn vrouw en baby gevlogen (letterlijk). Hier hoef ik verder niets over te vertellen. Eenmaal in Overveen, ging Irene ging werken. Nikandros kocht een huis in Redcar, sleepte alle rotzooi van een tweejarig huwelijk over, waardevolle dingen gingen verloren, maar hij wilde zijn vrouw en kind terug. Irene ging terug. Trachtte aan het huis een Hollands sfeer te geven. Lukte niet. George, inmiddels mobiel, speelde met Engelse jongetjes aan het strand. Oma stuurde Brabantse gordijntjes. Opnieuw een nieuwe omgeving voor hem in zijn tweejarig bestaan. Norton, Overveen, Redcar.
Papa en mama krabden elkaars wangen open. Toen oma opnieuw met haar Daf in Hull landde om twee uur in de morgen na een stormachtige overtocht, ettelijke auto’s waren losgeraakt, kwam Nikandros haar ophalen, krabben op zijn gezicht. Het enige wat hij zei: “Well, Irene made a wonderfull cake for you.” Ik vond Irene bukkend bij een smeulend open haardje. Toen gingen we tochten maken. Naar het prachtige National Park in Yorkshire. Naar de vervallen abbey’s uit de Normandische tijd. Dronken tea bij zich vervelende lades, die voor de zondag buns en cakes hadden gebakken en voor drie shilling zichzelf wat verstrooiing brachten. Ik trachtte Irene te wijzen op dit heerlijke leven. Het mocht niet baten. Redcar was een armelijk zeedorpje, Irene bleef naar Holland verlangen. Nikandros had een baan gekregen in Rotterdam. Nu alleen nog een huis.



