‘Haal eens diep adem, Irene… houd vast. En laat los. Nog een keer.’
Irene ligt half overeind op de leren bank. In haar hand een glas met een rode rand op de bodem. Nikandros veegt een warrige blonde lok van haar voorhoofd en drapeert de gehaakte patchwork bruin en oranje deken die over de leuning ligt over haar heen. Hij heeft alle lampen uitgedaan. Alleen de dennenboom geeft nog licht; een knipperende zee rood, groen, geel en oranje. Aan de voet van de boom staan twee kartonnen mandjes met walnoten en mandarijnenschillen op elkaar gestapeld, ernaast George’s nieuwe brandweerauto en de Little People garage van Alex. Op de salontafel een lege fles rode wijn en een volle asbak.
‘Ik ben zo moe.’ Irene zakt onderuit en trekt haar voeten op zodat ze onder de deken liggen.
‘You managed well today. De rollade was heerlijk. Ik help je ontspannen.’ Nikandros schuift de leren poef naast de bank en gaat zitten.
’Sluit je ogen maar.’ Hij pakt het glas van haar over en zet het op de salontafel. ‘Laat je ogen zo ontspannen worden dat ze niet meer willen openen. Als je zeker weet dat ze niet meer willen, probeer ze dan te openen. Merk dat het niet lukt. Goed. Laat maar weer los.’
Buiten blaft een hond. Het licht van de straatlantaarn valt op de houten kerststal op de vensterbank.
‘Laat die rust nu door je hele lichaam trekken. Straks vraag ik je om je ogen even te openen en direct weer te sluiten. Telkens als je dat doet, verdubbelt de ontspanning in je lichaam.’ Hij tilt haar arm op en laat hem zwaar vallen.
‘Straks vraag ik je om hardop van 100 terug te tellen. Begin maar.’
‘Honderd… negennegentig…’
‘Laat de getallen vervagen. Ze gaan weg nu. Send them away.’
Irene stopt met tellen. Haar mond staat een fractie open. De radiator tikt.
‘Goed Irene. Ik tel zo van drie naar één. Bij één ben je terug op de plek waar het begon. Je hoeft niks te zoeken. Het eerste beeld dat komt, is juist.’
Nikandros steekt een sigaret op en neemt een diepe haal. Hij vormt zijn mond in een o en blaast drie cirkels rook en kijkt ze na.
‘Drie…’
‘Twee…’ De cirkels worden dunner en lossen op.
‘Een…’ Nikandros drukt het stompje sigaret uit in de asbak en kijkt naar zijn vrouw op de bank.
‘Ik ben in mama’s Dafje.’
‘Is er iemand bij je?’
‘Lewis.’
‘Straks vraag ik je om hardop van 100 terug te tellen.’
Irene’s handen liggen over elkaar op de sprei. Haar gouden trouwring, twee diamantjes erboven. Een voor George, groter, een voor Alex, nog klein. Ze ademt in door haar neus en de lucht vindt pruttelend een weg tussen haar rode lippen. Haar lange wimpers rusten op haar jukbeenderen die af en aan oplichten in het schijnsel van het kerstlicht.
If I stay, I will break her.
Nikandros wendt zijn blik af, staat op en schuift de poef zacht terug op de plek naast de bank. Hij draait zich om en loopt de trap op. Een, twee, drie, vier, vijf, zeven. Zes niet. Zes maakt geluid. Hij knipt het zachte ganglicht aan en opent de deur van de jongens. Het bed van Alex is leeg. De jongens liggen naast elkaar in het grote bed van George. Twee identieke badstoffen pyjamaatjes, bedrukt met witte schapen als wolken aan een blauwe hemel. George op zijn buik, een arm over zijn broertje heengeslagen. Alex op zijn rug, zijn armen boven zijn hoofd. Nikandros ademt één keer diep in en trekt de deur zachtjes dicht.
In de slaapkamer schuift hij de kast open en pakt de leren koffer die onder het hanggedeelte klaarstaat. Hij legt hem op bed. Een paar overhemden, netjes gevouwen. Een broek. Zijn scheermes en medicijnen. Zijn paspoort. Zijn pantoffels straks, als hij in de vestibule zijn schoenen aantrekt op weg naar buiten. Hij kijkt naar zijn hand, schuift zijn trouwring af en legt hem aan zijn kant op het nachtkastje.
Zacht loopt hij de trap af, in een rechte lijn langs de flikkerende kerstboom naar de voordeur. Zijn schoenen. Zijn jas, die hij tot bovenaan dichtknoopt. Hij trekt de klink naar beneden, stapt naar buiten en laat de deur achter zich dichtvallen.




Twee weken pauze?
Twee weken pauze?