Papa gaat zitten en laat een luide wind. ‘De natuur roept.’
Mijn broer Kees en ik kijken elkaar aan. We durven eigenlijk nergens meer met papa naartoe, maar vandaag maken we kennis met zijn nieuwe huisarts, Yvonne, en haar praktijk is om de hoek van zijn appartement op het zorgcomplex. Dat durven we nog wel aan.
‘Hoe gaat het met u, meneer Fox?’ vraagt Yvonne.
‘Zoals Winston Churchill zei: ‘We carry on’, grijnst pap zijn bruine tanden bloot.
Een longtest, longfoto. Bloedtest, kan morgen al. Afspraak bij de uroloog.
Voor ons graag een afspraak met een geriater, want hoe de fuck gaan we om met man van 83 die geen hulp wil, alles overdreven en dus niet nodig vindt. Die een keer in de drie weken doucht want ‘het kost te veel energie.’ Die onderweg altijd in zijn broek plast en dan zegt ‘niemand heeft er last van’; drie dozen incontinentiebroekjes staan dicht in de kast. Die badstoffen doekjes gebruikt als wc-papier. Die de wastafel gebruikt als urinoir want zitten en weer gaan staan kost te veel moeite.
In plaats van dit alles zeg ik: ‘Papa wil geen hulp.’
‘Meneer Fox, wat wilt u zelf?’ vraagt Yvonne aan het einde van het consult.
Ik antwoord. ‘Papa wil lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.’
‘Dat is zo’, zegt pap. ‘Als ik naar een verpleeghuis moet, dan kom ik weer terug bij jou. Voor een pilletje.’
Yvonne tikt door op haar toetsenbord.
‘Ik ben al een keer verhuisd, ik woonde in zo’n fijn huisje.’ Pap kijkt naar mij. ‘Daar ben jij nooit geweest, hè.’
‘Hè? Wat zeg je nou?’
Pap reageert niet. ‘Nog zeven jaar,’ zegt hij. ’90, dan vind ik het mooi geweest.’
We zijn de ijskast vergeten uit te mesten, app ik naar Kees als we wegrijden bij paps appartement.
‘Doen we de volgende keer’, appt hij terug.
Ik werp hem een kushandje toe vanachter het glas. ‘Ja, een volgende keer’, zeg ik hardop en geef gas.