George is begin veertig wanneer tijdens een ogenschijnlijk gewoon etentje het fundament onder zijn leven verschuift: zijn broer zegt dat zijn vader niet Nikandros is, maar een Jamaicaanse tennisser van lang geleden. Oude scènes kantelen in één beweging mee: opmerkingen, blikken, en de scheve verdeling van de erfenis. Met Noor aan de lijn tast hij in wat echt is en wat altijd een rol is geweest, terwijl zij degene wordt die verder durft te kijken dan het familieverhaal.
In een kast vindt Noor het babyboek dat oma Helena ooit voor George maakte. Ze leest eerst vluchtig, dan aandachtiger. Tussen foto’s en korte teksten duiken een zin over zijn geboorte op en de vraag van een Engelse verpleegster: ‘Is it a coloured one?’ Het klinkt als een terloopse observatie, maar schuurt. Noor zoekt online verder. Beelden, namen en jaartallen schuiven over elkaar heen en ze vindt een persoon die pijnlijk veel op George lijkt.
Parallel gaan we terug in de tijd, naar de zomer van 1967: Irene, jonge tennisster in Bloemendaal; Lewis, de Jamaicaanse kampioen; één nacht die alles verlegt, en een huwelijk met Nikandros dat het verhaal weer recht moet trekken. Helena weet vanaf het eerste moment wat er is gebeurd, maar kiest voor zwijgen. In het babyboek combineert ze foto’s met een getikt verslag van de geboorte en die ene zin van de verpleegster. In de marge schrijft ze liefdevolle observaties over George als kind. Zo wordt het babyboek een voorzichtig spoor, een document dat, juist door wat het niet benoemt, Noor en George jaren later op weg helpt.
Vanaf hier gaat het verhaal Deel 3 ‘Bloedlijn’ in. Eerst naar 2010, naar George met de nieuwe waarheid tussen hem en Irene. Daarna terug in de tijd: naar Gouda, naar Nikandros, Irene en hun zonen, en naar het eiland Kastria.
Naar de bloedlijn, en naar wat er onder de oppervlakte is blijven stromen.



