In de grote zaal van het Bloemendaalse clubhuis hangt de lucht vol stemmen en sigarettenrook. Boven de hoofden bungelen drie kroonluchters, het licht breekt in de glazen op tafel. Achterin staat een klein podium. Een man in een zwarte smoking buigt zich naar de microfoon.
‘En nu gaan we over naar de winnaars van vandaag. Damesenkel: Irene van Esveld uit Bloemendaal!’
Irene strijkt haar vochtige handen langs het witte zijden jurkje dat strak langs haar taille valt, en staat op. Omgeven door applaus loopt ze naar voren. De warmte slaat omhoog in haar wangen. De beker voelt zwaarder dan ze had verwacht.
‘De winnaar van het herenenkel… the winner of our men’s single 1967… De stem van de presentator galmt door de zaal. ‘Lewis Lynden from Jamaika!’
‘Hij bedoelt Djamééka’, fluistert Irene tegen de nummer twee naast haar. Giechelend kijken ze naar Lewis die het podium opstapt, slank en ontspannen, met de glimlach van iemand die dit vaker heeft gedaan.
De presentator heft zijn handen omhoog. ‘Zoals de traditie het wil… openen onze kampioenen samen de dans!’
Irene hoort het gejoel niet. Lewis stapt op haar af, pakt haar beker over en zet ze beide op het podium. Hij maakt een lichte buiging en steekt zijn hand uit naar de hare.
‘Winner’s privilege’, hoort ze zacht in haar oor.
Zijn hand sluit om de hare en ze lopen een paar passen naar de dansvloer. De band zet in. Zacht spelen de blazers een langzame maat, waarvan iedereen meteen weet wat er komt. ‘Strangers in the night.’
Lewis legt zijn arm om haar middel, haar arm volgt vanzelf en rust licht tegen zijn schouder. Ze bewegen nauwelijks, meer wiegend dan dansend, maar de zaal lijkt kleiner te worden, alles om haar heen verdwijnt naar de achtergrond, een behang van witte tafellakens, flonkerend kristal en zachte stemmen.
Irene kijkt op en vangt zijn blik. Donker, dichtbij. Ze wil iets zeggen maar haar stem blijft steken; de zoom van haar jurk schuurt langs haar dij. Ze ruikt een vleug kruidnagel, vermengd met zijn huid. Zijn vingers drukken kort in haar rug.
Het nummer eindigt. Een kort applaus. Zijn hand blijft op haar rug. Op het podium staat nog een halfvol glas witte wijn. Irene neemt een slok; de wijn is lauw van de warmte in de zaal. Lewis tikt met zijn vinger tegen het glas en zet het terug zonder te drinken.
‘My ride left,’ zegt hij, zacht, bijna achteloos. ‘He was tired.’
Irene knikt. Haar wangen gloeien; ze voelt haar hartslag nog van de dans. ‘Waar logeer je?’
Hij noemt het adres. Ze kent het, het is onderweg naar huis.
‘Ik breng je wel,’ zegt ze. De zin is eruit voordat ze hem heeft bedacht.
Lewis kijkt even opzij. ‘If you’re sure.’
‘Ja,’ zegt ze. Te snel, maar zonder twijfel.
Lewis knikt en samen lopen ze door de brede gang, langs schilderijen waar ze niet naar kijkt. De geur van buiten komt hen tegemoet, fris en ziltig. Op de drempel blijft ze even staan. Hij wacht, zijn hand nog op haar rug.




Prachtig geschreven.